Twitter Facebook Gastenboek

Ton Anbeek

Ton Anbeek schreef het boek 'Vast'. Het verhaal gaat over jongens in een gesloten inrichting. De schrijver deed voor dit boek research in een dergelijke instelling.

Hou op met dat gezeur over ‘allemaal opsluiten’

Interviewvragen: Ine Jacet

Ton Anbeek werd geboren in 1944. In 1978 promoveerde hij en in 1982 werd hij hoogleraar in de Nederlandse letterkunde aan de universiteit van Leiden. In 2005 ging hij vervroegd met emiraat. Daarnaast is Ton Anbeek schrijver. Hij is de auteur van o.a. Gemeenschap, Sisyfus verliefd en Een ander leven. In 2009 verscheen Vast. Het is een boek over het dagelijkse leven in een jeugdbajes. De uitgever noemt het een variant op 'One Flew Over The Cuckoo's Nest'.

Allereerst de complimenten voor het boek Vast. Ik vond het een boeiende en interessante roman. Daarnaast was het ook nog eens spannend. Op de omslag van Vast staat ‘roman’. Had het, wat jou betreft, ook als misdaadroman gepubliceerd kunnen worden?

De term misdaadroman, daar ben ik niet gek op. Er zijn talloze boeken in de wereldliteratuur waarin een misdaad gepleegd wordt (veel romans van Dickens en Dostojewski bijvoorbeeld) zonder dat ze misdaadroman genoemd worden. Ook als je zou zeggen: er wordt een moord gepleegd en de dader wordt gezocht, dan nog kom je niet veel verder. Met zo’n term als ‘misdaadroman’ plaats je jezelf in een getto, terwijl ik liever de grenzen open hou.   

Kun je iets vertellen over de research die je gepleegd hebt voor dit boek?

Drie jaar geleden zei een ervaren psychologe mij: ‘Als je echt iets van het leven in een jeugdgevangenis wil snappen, moet je een paar keer meedraaien, dat wil zeggen van bij voorbeeld twee tot elf uur in zo’n afdeling blijven. Dan pas voel je pas echt de waanzinnige spanning die daar heerst.’ Ze bleek volkomen gelijk te hebben.

Wat heeft de meeste indruk gemaakt tijdens je verblijf in een gesloten inrichting?

De verveling. Eén pingpongtafel, eén spelletjesautomaat, dat is het zo’n beetje. De jongens vragen steeds om een biljart op de afdeling, maar dat kan natuurlijk niet: die stokken zijn te gevaarlijk!

De jongens in Vast worden in een instelling behandeld. Hoe staat dit in verhouding tot de invloed van de groep waarin ze het merendeel van de dag verblijven?

De paar uren therapie per week kunnen moeilijk opwegen tegen het recht van de sterkste dat elke jongensgroep kenmerkt. De deskundigen pleiten er daarom voor zo veel mogelijk ‘ambulante’ behandeling toe te passen, dat wil zeggen dat de jongen buiten blijft en naar de psycholoog toegaat. Maar het gevaar is dan natuurlijk dat de jongen niet komt opdagen. Behandeling lukt eerder als de jongen vast zit, maar dan ontwikkelt die natuurlijk wel een haat tegen zijn ‘cipiers’.  Er zijn geen makkelijke oplossingen!

In het boek vind je voorbeelden van een falende hechting of onverschillige ouders. Ontwikkelingspsychologen en andere wetenschappers beklemtonen met regelmaat het belang van hechting in de vroege kinderjaren. Als hier iets fundamenteel mis gaat in de vorm van onveilige hechting of geen hechting dan zijn de gevolgen nadien niet meer te herstellen. Wat vind jij van deze theorie?

Ik ben geen ontwikkelingspsycholoog. Wat mij wel opviel: jongens met een borderline, verslaafde of depressieve moeder komen makkelijk tot een lichte vorm van criminaliteit; komt er dan ook nog een (stief)vader met losse handjes bij, dan ontaardt het snel in heftiger geweld zoals gewapende overvallen.

Je hebt research gepleegd in een bestaande instelling. Hoe is het om vanuit de werkelijkheid – research – een vertaling te maken naar een roman?

De jongens mochten (omwille van hun leven later) niet herkenbaar zijn, daarom heb ik een oud schrijversvoorschrift gerespecteerd: de oren van de een, de ogen van een ander enz. Zelf vonden ze het niet leuk dat ze niet in het boek met naam en toenaam genoemd zouden worden: ‘Het moet over mij gaan!!’ Maar dat kon natuurlijk niet.

Sommige kinderen komen – ondanks vele tegenslagen en een slechte  thuissituatie - toch nog goed terecht. Dit schijnt te maken te hebben met ‘veerkracht’. Ken jij hiervan voorbeelden?

Dat is een interessante vraag. Voortdurend vroeg ik aan de groepsleiders: noem mij eens een succesverhaal.  Dan moesten ze erg lang nadenken. Uiteindelijk bleef er één geval over: een jongen die de TH-Delft had afgemaakt. Psychologen verklaren dat uit het feit dat zo’n eenling kennelijk in zijn jeugd ook een rustige gezinsperiode heeft meegemaakt.

Het boek wordt bevolkt door verschillende personages. Wie heeft je hart gestolen? 

Eigenlijk vond ik de meeste sympathiek, van Joop tot de Marokkaan die voortdurend wist te ontsnappen. De psychologe die ik hier eerder noemde zei: ‘Ze hebben allemaal wel wat. In al die jaren dat ik met ze werkte heb ik maar één echte rotzak meegemaakt.’ Dat is een opvallend laag percentage, lager dan in de ‘normale’ buitenwereld zou je zeggen!


Ton Anbeek en Gerard Reve in 1985

Wil je 1 wijsheid meegegeven aan beleidsmakers en andere mensen die het voor het zeggen hebben in instellingen zoals in jouw boek beschreven?

Mijn hartekreet: hou op met dat gezeur over ‘allemaal opsluiten’. Alle deskundigen zeggen het: bij die jongens leidt opsluiting van kwaad tot erger. In een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau (vorig jaar verschenen) staat het met zoveel woorden: detentie werkt ‘criminogeen’. In mensentaal: vastzetten werkt misdaadbevorderend, omdat je dan een stempel op pubers zet: jij bent een misdadiger.