Juan Marsé - De laatste middagen met Teresa (roman) (Vertaling Mariolein Sabarte Belacortu) **
Woordenstroom

Deze Nederlandse uitgave van het al 1966 verschenen De laatste middagen met Teresa heeft ongetwijfeld alles te maken met het feit dat Marsé de Premio Cervantes in 2008 heeft gewonnen - de hoogst denkbare prijs - en met het eren van het oeuvre van deze Catalaanse auteur. De grootste verhalenverteller van Catalonië in zijn tijd, wordt er gezegd.
Het zal, maar in De middagen met Teresa komt er op de lezer weinig van een verhaal over. Ja, de klassieke twist tussen een rijk meisje en een arme, burgerlijke jongen, en de onvermijdelijk daaropvolgende verliefdheid tussen beiden, speelt de hoofdrol. En ook de bravoure van deze ‘Piechemapart’ gestrikt in zijn criminele activiteiten blijft niet onbelicht. Maar om te spreken van een verhaal : neen. De lezer blijft zinnen herlezen om die te doorgronden, deze zinnen worden niet tot een verhaal gesmeed.

Misschien kwam het doordat hij, zoals elk jaar wanneer de zomer aanbrak, met zijn bijzonder gevoelige neus de wijdverbreide, collectieve geluksneurose registreerde, evenals de schitterende faam van het geld, die zich als goudkleurige honing overal verspreidt tot in de meest afgesloten terreinen langs onze Middellandse Zeekust, en die in het zonnegeweld zweeft als een kiem van waarachtig leven, en soms, in bijzondere warme nachten waar geen einde aan lijkt te komen, doordringt in het bloed, zoals alcohol.

Zomaar een zin als een voorbeeld van tientallen die erop lijken uit De laatste middagen met Teresa. Zinnen vol literaire beeldspraak en pretenties; maar vooral een diarree aan woorden. En dat is jammer, want Juan Marsé heeft zeker wat te vertellen in deze Romeo-en-Julia- annex schelmenroman. Voornamelijk maatschappijkritiek, misschien is dat nog wel belangrijker dan die opbloeiende, illusieloze liefde.

De jaren 70 van de vorige eeuw waren het toneel voor studentenopstanden, die Marsé in zijn roman al in 1966 schetst. Het was de tijd van de romantisch-revolutionaire dromen van de gegoede studenten. Studenten zoals Teresa die eigenlijk willen zijn als de arbeiders uit het milieu gelijk de ‘Piechemapart’, en viceversa. Juan Marsé is vernietigend, maar open, over zijn eigen milieu (van de arbeiders), maar keert zich nog meer tegen de pretenties van die “vuile, jonge, rijke stinkerds”. 

Niet alleen Marsé’s taal zit vol literaire pretenties en kluwen, zijn verhaal leunt meer op de voor de moderne Nederlandse lezer onbekende franquistische achtergronden van die tijd, dan op de liefde tussen twee jonge mensen. Gelukkig weet Marsé - getuige zijn voorwoord uit 1975 - zijn werk wel op de hoogste literaire waarde te schatten, maar de afstand met de lezer is groot.

Misschien juist wel door die “professionele verbindingen waarmee ik de befaamde onoverbrugbare afstand meende te verkorten, de wellicht triviale lasnaden in het verhaal, fraai ontworpen bruggen of zinvolle hechtingen waaraan ik een pedante en conventionele doelmatigheid toeschreef.