Benjamin Black - De zwaan van Dublin (2010) ****
Dublin in mineur

‘God, meneer Quirke, u bent een verschrikkelijke man voor de dode jongeren.’ Woorden van inspecteur Hackett in het begin van De zwaan van Dublin. Benjamin Black, pseudoniem van literator John Banville, heeft in de eerste misdaadroman rondom de nieuwsgierige patholoog Garret Quirke – Neergang – diens leven omver gegooid. De schande van zijn stiefbroer, de verlamming van zijn stiefvader, de dood van zijn geliefde en de verkrachting van zijn dochter. Genoeg voor een tweede misdaadroman in het Dublin van de jaren vijftig van de vorige eeuw.

Een oude studiemakker vraagt Quirke zijn overleden vrouw Deirde Hunt niet te beroeren met zijn scalpels. Quirke echter ziet hierin geen mogelijkheid, zeker niet als hij de miniscule gaatjes op de kalkwitte binnenkant van haar linkerarm ontdekt. Toch houdt hij de autopsie met verregaande gevolgen verborgen voor zijn oude maat Billy Hunt. Quirke zelf is echter al in moeilijkheden verzonken; zijn nieuwsgierigheid is gewekt. De vermeende zelfmoord van Deirde Hunt is onwaarschijnlijk. Al snel vind Quirke zichzelf dwalend door de straten van Dublin terug, op zoek naar antwoorden.

Black laat zijn eigenzinnig persona dramatis ook los in een poging de lezer het leven van het slachtoffer zelf mee te laten beleven. Deirde Hunt - alias Laura Swan- is opnieuw een melancholiek personage. Ze is slim, ambitieus en heeft een onuitputtelijke drang haar eigen leven te leiden. Gesterkt door een spiritueel genezer trekt ze zichzelf op uit de donkere krochten van Dublin en met de louche zakenfiguur Leslie White opent ze haar schoonheidssalon. En slaat hiermee de weg in naar haar onvermijdelijke ondergang; de weg die Quirke tegengesteld moet lopen. De mineurstemming die boven het boek uitstijgt is inherent aan dit pad.

Blacks meeslepende, zwaar literair doorwrochten proza en eigenzinnige keuzes doen de spanning niet altijd goed. Soms is af en toe wat hoofdpijn rondom het plot het gevolg. Toch blijft De zwaan van Dublin overeind en bezorgt de lezer een inkijkje in de duistere ziel van Dublin van de jaren ’50 en in de melancholieke voetstappen van haar inwoners.

Geheel in stijl – in mineur – besluit Black zijn verhaal; Quirke heeft nog een lange weg te gaan.
Hij dacht aan de lange, asgrauwe dag die voor hem lag. Hij probeerde zichzelf in beweging te krijgen, aan het lopen te krijgen, om weg te komen, maar tevergeefs: zijn lichaam wilde hem niet gehoorzamen. Hij stond daar, verlamd. Hij wist niet waar hij naartoe moest. Hij wist niet wat hij moest doen.