S |
Sævar
Kreutz – oprichter
van medicijnfabriek |
Sigmar – oude schoolmaat van Daníel uit Maandagskinderen |
Sigurður
Óli – assistent
van Erlendur. Heeft in Amerika criminologie gestudeerd en gebruikt
soms Amerikaanse uitdrukkingen die Erlendur zeer irritant vindt. Óli
heeft niet al te veel inlevingsvermogen |
Skúlakaffi – eethuis in Reykjavík
waar je goed IJslands kunt eten o.a. pekelvlees |
Skarphéðinn
– archeoloog uit Moordkuil |
Símon – broertje van Mikkelína
uit Moordkuil |
Sindri
Snær – zoon van Erlendur. Hij is
alcoholist en heeft nauwelijks tot geen contact met zijn vader |
Solveig – verdwenen
vrouw uit Moordkuil |
Stefanía – bejaarde vrouw in verpleeghuis (Maandagskinderen) |
Stefanía – zus van Guðlaugur Egilsson, de vermoorde portier uit Engelenstem |
Stína – vriendin van Eva
Lind in Engelenstem. Ze heeft opmerkelijk grote borsten |
Sveinn
– vader van Erelendur,
arbeider in de staalfabriek. |
T |
Theódóra – moeder van Erlendur, ze werkte in een winkel |
Tómas – broertje van Símon
en Mikkelína uit Moordkuil |
Tóti
– tijdens zijn verjaardagsfeestje wordt
het menselijke bot gevonden in Moordkuil. 'Dit is mijn allermooiste
verjaardag. 'Ever', aldus Tóti |
U |
V |
Vanuit
de verte leek het gebouw net een gevangenis. Er was jarenlang niets
aan gedaan. Laag op de prioriteitenlijst in het zorgstelsel heette
dat (eerste zinnen uit Maandagskinderen) |
Valgerður – laborante uit
Engelenstem. Erlendur vindt haar leuk |
Viðigerðisschool
– voorbeeldschool voor andere scholen
vanwege de speciale bouwstijl (Maandagskinderen) |
Vijanden jagen me angst aan. Bescherm mijn leven – grafschrift uit Noorderveen. |
W X Y Z |