naar start | a | b | c | d | e | f | g | h | i | j | k | l | m | n | o | p | q | r | s | t | u | v | w | x | y | z  
Staal - Silvia Avallone (2010) ***
Italiaans verteltalent


De cover van Staal, een vertaling door Manon Smits van Avallone’s debuut Acciaio, dekt de lading perfect. Twee langbenige schoonheden zitten – ietwat pruilend – op een muurtje. Het is niet moeilijk om in hen de twee hoofdpersonages te zien, de prille tieners Anna en Francesca. Deze hartsvriendinnen wonen in Piombino, een stadje aan Toscaanse kust. Toeristische gidsen durven de stranden van Piombino omschrijven als “de mooiste van Toscane”, maar dat blijkt niet uit Staal. Integendeel, Avallone schildert Piombino af als een grauwe plek. Haar hoofdpersonages wonen er in bloedhete woonkazernes waar in de trappenhuizen geürineerd wordt en waarvan de binnenplaatsen vol gebruikte drugsspuiten liggen. De vaders en de broers, zelf allerminst voorbeelden van deugd, nemen de taak op zich de eerbaarheid van hun dochter of zus te bewaken. Daarnaast werken deze mannen in de metaalfabriek of in de criminaliteit, of ze combineren beide.

Anna en Francesca hebben een wezenlijk andere achtergrond. Anna’s moeder is één van 5% Italiaanse communisten, ze is opgeleid en werkt bij de vakbond. De meiden kijken best wel naar haar op. Anna’s vader had een job in de staalfabriek, maar verloor deze toen zijn bijverdienste aan het licht kwam. Sindsdien houdt hij zich bezig met duistere zaakjes. Hij is vaak en lang afwezig. Anna’s broer werkt nog steeds in de staalfabriek en doet dat met overgave. Hij weet dat het leven meer te bieden heeft dan smeltovens, maar hij houdt ervan de machines te bedienen en is tevreden met zijn lot.
De gezinssituatie van Francesca is een stuk triester. Ze is enig kind, haar moeder verwaarloost zichzelf en wordt, net als Francesca, mishandeld. Niemand neemt het voor moeder en dochter op, de familie niet, de buren niet, de dokter niet, zijzelf niet. Zowel Anna als Francesca willen ontsnappen aan Piombino. Anna heeft een stel goede hersens en hoopt door een hoge opleiding haar doel te bereiken. Francesca zal een andere manier moeten vinden.

De kracht van Silvia Avallone is haar grote verteltalent. Avallone vertelt hoe de meiden opgroeien, hun seksualiteit ontdekken, van elkaar vervreemden, in hetzelfde schuitje dreigen te belanden als hun moeders, verkeerde keuzes maken en elkaar uiteindelijk toch weer vinden. Ze doet dat op een manier die je bijblijft. Het beeld van de vriend van Anna’s broer, die zijn zestienjarig vriendinnetje en hun zieke zoontje vraagt om naar de fabriek te komen, waar hij een demonstratie “buldozercapriolen” geeft, is onvergetelijk. De man, zelf nog een jongen, bedoelt het goed, maar het wordt voor alle partijen zo’n afknapper. Hij slaagt er gewoon niet in om zich te verplaatsen in iemand anders, en vertrekt altijd en eeuwig vanuit zichzelf.
Even onuitwisbaar is de scène op het dak, waar de schuchtere moeder van Francesca de was gaat drogen. Ze komt de moeder van Anna tegen en bijna neemt ze haar in vertrouwen over haar penibele situatie. Anna’s moeder wil helpen, geeft raad, maar de tegenstelling tussen deze raad en haar eigen gedrag, is voor Francesca’s moeder onverteerbaar.

Het lijkt wel alsof Avallone suggereert dat mensen elkaar met de beste wil van de wereld teleurstellen en als vanzelfsprekend in uitzichtloosheid belanden. Gelukkig zijn Anna en Francesca jong en veerkrachtig, samen hebben ze een grote kans het leven een positieve draai te geven. Avallone weet hun verhaal zo boeiend en levensecht te brengen, dat je het boek uit hebt voor de sombere teneur je al te sterk te pakken heeft.
Het is zonder meer een sterk debuut.

Als Avallone erin slaagt om voortaan zwaar aangezette clichébeelden te vermijden, dan zal haar literaire carrière een hoge vlucht nemen. In Staal werkten de overdreven beschrijvingen, bijvoorbeeld van de industriële site of van de ontluikende seksualiteit van tieners, contraproductief. Misschien een beginnersfout. Behalve dat: niets dan lof.