Verlept
Kjell Eriksson schrijft een
reeks rond een politieteam uit het Zweedse Uppsala. 'De stenen kist'
is het derde boek uit de reeks, maar werd als eerste in het Nederlands
vertaald, dit jaar gevolgd door 'De dode in de sneeuw'.
In 'De stenen kist' leer je
vooral het privéleven van inspecteur Ann Lindell kennen.
Zo trefzeker als ze professioneel overkomt, zo moeizaam verloopt
haar liefdesleven. Ze denkt van een man te houden, maar bij elkaar
zijn zou van beiden zo’n aanpassing vragen, dat ze de boot
afhoudt. Hoewel ik best begrip kan opbrengen voor Anns situatie,
vond ik haar geweifel na een tijdje langdradig en irritant. Ze denkt
ergens in het boek ‘Al dat geouwehoer, het leidt nergens naar’.
Dat gevoel overheerste bij mij ook. Gelukkig neemt ze in 'De dode
in de sneeuw' tijdelijk afstand van haar werk, waardoor collega’s
de kans krijgen meer in het voetlicht te komen.
Professioneel wordt het team
in 'De stenen kist' geconfronteerd met een gezinsdrama: man maait
met wagen vrouw en kind neer en slaat de hand aan zichzelf. Behalve
dat het om betreurenswaardige feiten gaat, is er voor de politie
weinig te onderzoeken. Maar elk motief ontbreekt en dat doet Ann
Lindell verbeten zoeken naar het addertje onder het gras. Dat blijft
lang verborgen, tot een gijzelingsactie nieuw licht werpt op de
zaak. Vanaf dan komt er beweging in het verhaal, maar echt meeslepend
wordt het nooit. Dat kan ook aan de hoofdpersonages liggen. Ze slepen
zich dermate moe en lusteloos door De stenen kist dat ik soms bang
werd dat ze de klus niet zouden klaren op de hen toegemeten 352
pagina’s.
Met andere woorden: ik mis
inleving en begeestering in dit verhaal. Waar het volgens een quote
van de Fagersta-Posten rond draait, ‘medisch onderzoek en
wat er kan gebeuren wanneer financiële belangen te zwaar gaan
wegen’, komt erg dunnetjes uit de verf.
Passages die wel passioneel overkomen, hebben te maken met beschrijvingen
van tuinen. Meerdere personages in het boek hebben groene vingers
en bermen, terrassen en broeikassen komen met frisse blaadjes en
heerlijke geuren tot leven. Zelfs in die mate dat ik lange tijd
dacht dat de radijsjes, worteltjes en koolraapjes hun plaats zouden
opeisen in de plot. De verklaring voor al dat bottend geweld is
eenvoudiger: Eriksson bezit een tuincentrum en is hovenier. Hij
begon zijn schrijverscarrière met publicaties in een vaktijdschrift
over bloemen. Daar is niets mis mee, maar ik hoop dat zijn personages
in het volgende boek wat meer zelfgekweekte groenten eten. Misschien
bloeien ze dan op. |
|