naar start | a | b | c | d | e | f | g | h | i | j | k | l | m | n | o | p | q | r | s | t | u | v | w | x | y | z  
De stenen kist (2003) Kjell Eriksson **

Verlept

Kjell Eriksson schrijft een reeks rond een politieteam uit het Zweedse Uppsala. 'De stenen kist' is het derde boek uit de reeks, maar werd als eerste in het Nederlands vertaald, dit jaar gevolgd door 'De dode in de sneeuw'.

In 'De stenen kist' leer je vooral het privéleven van inspecteur Ann Lindell kennen. Zo trefzeker als ze professioneel overkomt, zo moeizaam verloopt haar liefdesleven. Ze denkt van een man te houden, maar bij elkaar zijn zou van beiden zo’n aanpassing vragen, dat ze de boot afhoudt. Hoewel ik best begrip kan opbrengen voor Anns situatie, vond ik haar geweifel na een tijdje langdradig en irritant. Ze denkt ergens in het boek ‘Al dat geouwehoer, het leidt nergens naar’. Dat gevoel overheerste bij mij ook. Gelukkig neemt ze in 'De dode in de sneeuw' tijdelijk afstand van haar werk, waardoor collega’s de kans krijgen meer in het voetlicht te komen.

Professioneel wordt het team in 'De stenen kist' geconfronteerd met een gezinsdrama: man maait met wagen vrouw en kind neer en slaat de hand aan zichzelf. Behalve dat het om betreurenswaardige feiten gaat, is er voor de politie weinig te onderzoeken. Maar elk motief ontbreekt en dat doet Ann Lindell verbeten zoeken naar het addertje onder het gras. Dat blijft lang verborgen, tot een gijzelingsactie nieuw licht werpt op de zaak. Vanaf dan komt er beweging in het verhaal, maar echt meeslepend wordt het nooit. Dat kan ook aan de hoofdpersonages liggen. Ze slepen zich dermate moe en lusteloos door De stenen kist dat ik soms bang werd dat ze de klus niet zouden klaren op de hen toegemeten 352 pagina’s.

Met andere woorden: ik mis inleving en begeestering in dit verhaal. Waar het volgens een quote van de Fagersta-Posten rond draait, ‘medisch onderzoek en wat er kan gebeuren wanneer financiële belangen te zwaar gaan wegen’, komt erg dunnetjes uit de verf.
Passages die wel passioneel overkomen, hebben te maken met beschrijvingen van tuinen. Meerdere personages in het boek hebben groene vingers en bermen, terrassen en broeikassen komen met frisse blaadjes en heerlijke geuren tot leven. Zelfs in die mate dat ik lange tijd dacht dat de radijsjes, worteltjes en koolraapjes hun plaats zouden opeisen in de plot. De verklaring voor al dat bottend geweld is eenvoudiger: Eriksson bezit een tuincentrum en is hovenier. Hij begon zijn schrijverscarrière met publicaties in een vaktijdschrift over bloemen. Daar is niets mis mee, maar ik hoop dat zijn personages in het volgende boek wat meer zelfgekweekte groenten eten. Misschien bloeien ze dan op.