WeblogMail Gastenboek

 

Columns

Door: Martin Jansen in de Wal

Eerste indrukken

Ik was net eenentwintig, woonde op een piepklein kamertje en werkte in een fotowinkel in het chique Haagse Statenkwartier. Aan de overkant, een eindje verderop, was boekhandel Paagman.
Mijn kamertje, twee bij drie meter, was net groot genoeg voor een bed, een stoel en een tafeltje, en op dat tafeltje stond mijn nieuwe trotse bezit: een stereoset, dat wil zeggen, alleen een draaitafel, met een versterker en twee boxen die op de grond stonden.
In de kamer naast mij woonde een demente vrouw die me af en toe een leeg luciferdoosje kwam brengen, of een knoop. ‘Hier, mag jij hebben,’ zei ze dan. Of die soms, als ik ’s avonds laat thuiskwam, boven aan de trap stond te grinniken, of te staren naar iets wat alleen zij kon zien. Toen ik er pas woonde ben ik me een paar keer lam geschrokken, maar alles went en na een paar maanden leek het heel normaal.
De allereerste plaat die ik op mijn nieuwe stereoset afspeelde was de eerste elpee van Roxy Music, rare muziek uit het begin van de jaren zeventig, die om de een of andere reden een grote aantrekkingskracht op me had, ook al vonden mijn muziekvrienden het maar niks en verklaarden ze me voor gek. Gelukkig woonde er in het huis ook een student aan de kunstacademie die het wél leuke muziek vond, en die zelf geen platenspeler had, maar wel een tv. Zo konden we een soort uitwisseling starten: muziek bij mij en tv bij hem; niet dagelijks, maar toch wel een paar keer per week.

Op een vrijdagavond was ik bij hem op bezoek. Vreemd dat ik nog weet dat het een vrijdagavond was. Er was een cultuurprogramma op tv en er werd een schrijver geïnterviewd. Een klein kereltje met een rond, bijna kaal hoofd, die Jef Geeraerts heette. Wat hij vertelde over zijn nieuwe roman, Gangreen 2, maakte zo veel indruk op me dat ik de volgende dag in mijn lunchpauze naar Paagman aan de overkant ben gelopen en daar het boek heb gekocht. Nu, ruim vijfendertig jaar later, met veertig boeken van Jef Geeraerts in de kast en cd’s in plaats van elpees, denk ik nog vaak terug aan dat jaar. Dat het stralend weer was toen ik naar Paagman liep. Dat ik diezelfde avond in Gangreen 2 ben gedoken en dat ik er pas zondagavond heel laat weer uit kwam. Dat er zinnen van ruim drie bladzijden in stonden, alsof er iemand tegen je praatte, iemand die zijn verhaal kwijt moest en wel onmiddellijk, hortend en stotend of schreeuwend soms... het maakte niet uit maar het moest eruit. Dat ik me op die zondagavond voelde alsof ik een dreun voor mijn kop had gekregen, dat ik me op hetzelfde moment heel leeg en heel vol voelde, en dat ik mezelf beloofde dat ik alles zou lezen wat Jef Geeraerts al had geschreven en ooit nog zou schrijven.

En Roxy Music? Nooit heb ik die rare muziek mooier gehoord dan in het strandhotel waar mijn vroegere buurman, de student aan de kunstacademie, voor een paar tientjes per maand een reusachtige zolderverdieping had gehuurd. Het hotel was gesloten voor het winterseizoen en bovendien moest het gerenoveerd worden, dus er waren geen gasten en geen personeel, en er was niet eens overal elektriciteit.

Ik ben hem daar een paar keer gaan opzoeken. De sfeer was indrukwekkend en de leegte bijna tastbaar, met de wind van zee en het krijsen van de meeuwen in de verte. The Shining, met Jack Nicholson, had er zo opgenomen kunnen worden, maar die film zou pas zeven jaar later worden gemaakt. De enige andere tijdelijke bewoners waren de leden van het Canadese ijshockeyteam, die hun kamers een paar verdiepingen lager hadden. Ik ben maar drie keer in dat hotel geweest, de laatste keer met twee elpees van Roxy Music onder mijn arm. Er stond een noordwesterstorm, de helft van het hotel was in duister gehuld en het ijshockeyteam hield blijkbaar een feestje; een luidruchtig stel, want hun stemmen echoden door het pand.

Eerste indrukken, na vijfendertig jaar nog net zo helder als toen. Ik hoef geen enkele moeite te doen om ze op te roepen. Sterker nog, soms roepen ze zichzelf op en maakt mijn geest, hier aan mijn bureau, rare uitstapjes. Dan denk ik aan The Shining, aan Atlantic City met Burt Lancaster en vreemd genoeg ook aan Kanis & Gunnink-koffie met een schepje Completa, ik hoor Bryan Ferry zingen op de achtergrond en denk aan een Afrikaans land waar ik nooit ben geweest maar waar ik dankzij Jef Geeraerts toch in rondloop.

 
  oktober 2008 contact